Mijn ouders zijn niet rijk. Mijn moeder was zelfs gewoon huisvrouw, tegen wil en dank want ze wou pianolerares worden op Spermalie maar dat mocht niet, ze gaven de job aan een non. Papa werkte in Siemens als monteerder, elke dag de vroegen, dus om zeven uur starten en om vier uur ’s namiddags was hij terug.
Er was geen armoede maar we gooiden ook nooit geld over de balk. Eén keer gingen we naar Spanje op reis, en verder altijd in eigen land, naar Hengelhoef in Limburg. Dure kleren kochten we nooit, tenzij mijn communiekleedjes bij Miss Sheila in Brugge. (Kent iemand dat nog?)
Tot mijn twaalf of dertiende jaar gingen we ook nooit uit eten, of ja ik kreeg wel eens een hotdog na het zwemmen in de bar daar. Maar toen we iemand leerden kennen die werkte in ’t Voske, op de Eiermarkt in Brugge, gingen we daar wel af en toe gaan eten, op restaurant. Ik nam steevast een garnalencocktail en daarna zeetong met frietjes. Van de rest van de kaart lustte ik (toen nog) niet veel.
Begin jaren negentig was ik enkele maanden werkloos, ging dan maar als vrijwilliger naar Amerika en daarna kon ik in Oostende vast aan de slag. Maar niet als Opvoedster A1 – mijn diploma Orthopedagogie dus – ik kreeg een contract als A2. Minder betaald, maar toch vast werk. Ik ben dan ook meteen alleen gaan wonen, niet om weg te zijn van thuis maar om zelfstandig en onafhankelijk te kunnen zijn. Ik verdiende net genoeg om een simpel appartementje te kunnen betalen aan de rand van de stad.
Door de jaren heen heb ik ongeveer zeventien jaar in verschillende huurhuizen gewoond, dus niet kunnen sparen. Eén huis stond ooit op mijn naam maar is met héél veel verlies weer uit mijn handen gegaan. Ik heb nog steeds geen eigen huis en ben al over de vijftig. Toch heb ik – wat mij betreft – een goed inkomen. Maar ik heb nooit meer genoeg opzij kunnen zetten om een huis te kopen. Ik ben ook nog nooit samen met iemand geweest (getrouwd, samen gewoond,…) die (veel) meer verdiende dan ik.
Zo lijkt het logisch dat ik altijd al op mijn centen heb gelet. Ik ben altijd al goedkoop op reis gegaan. En nu nog steeds. (Ja, nu vooral, haha! #corona)
Maar het valt mij soms op dat ik nogal krenterig ben in mijn aankopen. Als het nu over kleren of schoenen gaat, ik ga nog altijd in de goedkopere winkels kijken en koop pas iets als ik het écht nodig heb. Ik heb geen enkel kledingstuk dat méér kost dan 100€. Als ik moet kiezen uit 3 menu’s ga ik vaak voor de goedkoopste optie. Als ik een koffie moet kiezen in een fancy koffiezaak kijk ik eerst naar de prijs en dan bedenk ik wat ik zou willen en wat ik er voor over heb. Ik heb niets duurs in huis. Geen juwelen van waarde. Mijn Macbook is wellicht het duurste gebruiksvoorwerp en daar doe ik al vijf jaar mee. Ik weet dat er mensen zijn die met nog veel minder moeten rondkomen, maar het is wel nog altijd zo dat de rijken rijker worden en de armen alsmaar armer. Ik voel me soms rijk omdat ik in het huis van mijn vriend mag wonen – al betaal ik daar wel aan mee – maar ook arm omdat ik zo goed als niets van eigen bezittingen heb. Zet hij mij morgen op straat, dan moet ik in mijn auto slapen. Die dan nog niet eens van mij is, maar van het werk.
Enfin, ’t kan altijd nog slechter, en daarom ben ik soms gieriger dan nodig is. Veel geld uitgeven aan kleren, eten, reizen,… ik kan het niet.

Dit is de zeventiende dag in #40dagenbloggen