In een boek van Zadie Smith heeft het hoofdpersonage er over dat ze haar dochters wil beschermen tegen walging van zichzelf. Ze probeerde televisie en tijdschriften buiten te houden (er was nog geen internet) en toch maakte het niks uit. De haat tegen vrouwen en vrouwenlichamen hing in de lucht en sijpelde binnen via schoenzolen of brievenbussen. Wanneer haar dochter, gekleed in een mannenpyjama, zei dat ze er écht niet goed uitzag, bleef ze maar nadenken over die eindeloze zelfkritiek. Waarom doen we dat?
(Ik las dit in het boek Alles geeft licht van Julia Baird)
Als klein meisje ga je jezelf al vergelijken met andere meisjes. Je wordt hoe dan ook gewezen op kleine fysieke foutjes of op dingen die je aan hebt, terwijl je eerst zelf totaal niet door had dat er iets “mis” was.
Al fietsend door de straten van Brugge nageroepen worden, door kleine jongetjes, “lelijk schepsel!”, terwijl je gewoon als dertienjarige met een bril je veilig waant op je weg naar huis.
Als een docent creatieve vorming je een spiegel voor houdt en om een onverklaarbare reden je fijntjes mee deelt dat je toch “zo’n kleine borstjes” hebt en daarbij duim en wijsvinger een centimeter van elkaar houdt, terwijl je net een leuke dag had met je medestudenten en je je veilig waande.
Honderd voorbeelden kan ik aanhalen. Als vrouw ben je nooit veilig voor kritiek van anderen en al zeker niet voor zelfkritiek. Momenteel zit mijn positief zelfbeeld ergens onder een matje geveegd – en nee, ik heb geen complimentjes nodig, dank u. De realist in mij wéét wel dat het okee is.
Maar een van mijn laatste paniekaanvallen gebeurde gewoon in mijn eigen slaapkamer, waar ik me veilig waande. Ik wou me aankleden om die avond even iets te gaan eten met mijn lief, niks fancy, gewoon simpel restaurantje. Alles wat ik aandeed, paste niet, stond me niet, maakte me nog lelijker, maakte me dik, flatteerde niet,… Gevolg: een druk op mijn borst, hyperventilatie en iets nieuw: vreselijke jeuk en grote rode plekken op mijn heupen, mijn buik en mijn armen.
Mijn lief kwam zeggen dat het goed was, dat het okee was, en nam me gewoon mee. Een half uurtje later was het over, ja. Hoe bizar een lichaam in elkaar zit hé.
Hoe is het ondertussen?
Soms slaap ik eens een nacht heel goed. Ik rust veel en doe weinig maar volgens mijn psychologe doe ik nog altijd te veel. Want als er dan één ding in mijn agenda staat, dan doe ik toch meer dan dat: opstaan, aankleden, de was doen, of strijken, of stofzuigen, boodschappen doen, of eten maken,… En dat is soms al lastig genoeg. Berichten krijgen van zoon of ouders dat er toch nog iets moet geregeld worden, maken mijn hoofd soms weer klaar voor een ontploffing.
Ik ben als test samen met mijn lief naar het winkelcentrum geweest, met een vaag idee om nieuwe sportschoenen te zoeken. Vijf minuten binnen en ik wou al weg. Was hij niet bij me geweest, dan had het nog korter geduurd. Véél te veel prikkels, lawaai, allemaal lelijke schoenen, nee het ging niet.
Het steekt tegen. Maar ik kan het niet forceren.