Het is de schuld van Thomas Pannenkoek. Door zijn foto te delen die getuigt van turnen in lang vervlogen tijden, rakelde ik mijn eigen herinneringen terug op. Maar tegelijk vroeg ik me af: is het eigenlijk al een beetje verbeterd met die turnlessen? Want iedereen reageerde zowat hetzelfde: onze jeugd werd gemeenschappelijk getekend door hatelijke turnlessen.
In de lagere school is het in vele scholen nog altijd verplicht om van die simpele witte gymschoenen te dragen:
Misschien goed om een paar koprollen op de mat mee te doen, maar wij moesten daar alles mee doen, ook buiten gaan lopen. Nefast voor de voeten, toch? Is dat tegenwoordig al aangepast of niet? Want enkele jaren geleden nog maar moesten de pluskinderen hier nog steeds dergelijk schoeisel aandoen voor de gymles.
Verder over dat uniform: een belachelijk kort shortje en een t-shirt dat na één keer wassen volledig uit model bleek te zijn. Pubers in de groei waren zowat verplicht om elk jaar een nieuw te kopen of je zag er in het tweede jaar middelbaar uit alsof het veel te warm gewassen was.
Lopen was verplicht. Of je nu mee kon of niet, er stond altijd wel een turnjuf te brullen: “Komaan, Tiny, loooopen, hop hop hop!” Maar niemand zei hoé je moest lopen, dat je traag moet beginnen, dat je het moet opbouwen,… Kinderen zijn altijd enthousiast dus die beginnen sowieso met een sneltreinvaart, om dan na enkele minuten met tong uit de mond niet meer verder te kunnen. In het middelbaar gingen we uiteindelijk lopen in de Botanieken Hof, het Astridpark in Brugge, waar genoeg struiken en bomen zijn om je enkele minuten achter te verschuilen.
In het vijfde middelbaar was ik voor geen enkel wetenschappelijk vak geslaagd (Aardrijkskunde, Fysica, Scheikunde, Wiskunde, Biologie) maar ook niet voor Lichamelijke Opvoeding. Ik had 19 op 40, dat vergeet ik nooit. En omdat ook dat vak telde voor twee uren, was ik voor een volledig leerjaar gebuisd. Jaar opnieuw. Stom hé. Ja ook stom omdat ik niet genoeg had gestudeerd, maar kom.
Kleedkamerperikelen dan. Iedereen kan er wel van meespreken. In mijn tijd (ahum, kuch kuch) hadden we nog geen douches. Of misschien waren er die wel – ergens – maar het was zeker niet de bedoeling dat wij gingen douchen. Hup, kleren terug aan en naar de volgende les. Bezweet of niet. Ik herinner me zelfs niet dat er toen al iemand deodorant mee bracht naar school. Wellicht zou dat zelfs afgepakt worden. Stinken ga je!!
Maar je omkleden in een kamer vol meisjes, ik verzeker je, dat is geen pretje. Als je lichaam ook maar ietsje afwijkt van het gemiddelde, heb je het sowieso verkorven. Te veel of een gebrek aan lichaamshaar, je had het vlaggen. Een beetje lijfgeur? Idem. Raar ondergoed? Niets om je achter te verstoppen. Wel of geen BH? Verwacht je maar aan een resem opmerkingen. Het was nooit goed. Meisjes onderling, mijnheer, dat is de hel.
Hoe meer ik er over schrijf, hoe harder ik ga denken dat ik er een trauma van heb opgelopen. Maar zo erg was het nog niet eens. Er waren meisjes die nog veel erger dan ik werden gepest. Ik vraag me af hoe zijn opgegroeid. Sterker dan ooit? Of voor altijd ergens in een hoekje, verlegen om hun lichaam te tonen.
Er is geen juf of begeleider in de kleedkamer. Niemand hoort wat er gezegd wordt. En nee, je gaat zoiets niet gaan vertellen aan de leerkracht of de zorgleerkracht of wat dan ook. Want dat is klikken. En dat doe je niet. Want dan wordt het erger.
Maar ik hoop écht, uit de grond van mijn hart, dat er toch al iets veranderd is. Dat er turnjuffen zijn met verstand van sport. Leerkrachten L.O. die weten waarover ze spreken. Die ook een beetje kinderpsychologie hebben gestudeerd. Die misschien zelf zijn gepest geweest en er meer oog voor hebben. Die in de turnles ook eens pràten met hun leerlingen in plaats van de dictator uit te hangen.
Ik hoop dat kinderen die gepest worden bellen of chatten met Awel. Of praten met een vriendin, of met hun ouders. Of in een groepje samen stappen naar die ene leerkracht die ze wel vertrouwen. Ik hoop het echt.