Wuk ne titel is da nu were?
Vroeger zei ik geen “wuk”. Het is de “wadde” van de Zuid-Westvlaming en de “welk” van de Antwerpse Kempen.
Geboren, opgegroeid en naar school gegaan in Brugge. Maar toch op kot in Kortrijk en vrienden en vriendinnen van overal. Tien jaar gewerkt in Oostende, aan ’t zèètje. Collega’s uit Limburg. Mijn vader uit de Antwerpse Kempen, mijn grootmoeder van Menen. Mijn Brugs dialect is al lang niet meer zuiver en soms vind ik dat jammer.
Een paar weken geleden floepte er uit mijn mond, tijdens het werk (in Brugge): “Goh, die zunne skient in mien ogen“, waarop mijn collega zei: “Hoe lang woon jij nu al in Wevelgem? Je begint het al te horen!”. Oeps.
Vaak liggen wij echt dubbel van het lachen, mijn lief en ik. Zijn Kortrijks accent valt mij niet zo hard meer op, maar af en toe zegt hij weer zoiets, waardoor ik toch eens met ogen draai. Deze zomer bijvoorbeeld: “Ik gon sebiet met de tuunslange e ki spitten in den hof.” Mijn reactie was: “Spitten doe je toch met een spa, en niet met een tuinslang!!??”
Dus ja: spitten is hier dus spuiten. “Nie spitten met woater hé“, zou het dus kunnen klinken. Belachelijk hé? Toch? Hij vindt dat doodnormaal.
Ik schreef er al eens eerder over, over dat verschillend West-Vlaams van ons. Het blijft een reden tot hilariteit.
Wat voor speeltuig staat er op een onderstaande foto?
Juist ja, een schommel. En hoe zeg je dat in ’t West-Vlaams? Hawel, dat hangt er maar van af. In Brugge (wij toch, de jongeren kennen dat al niet meer, vrees ik) zeggen wij een toeter. Nee, niks om mee te toeteren, het komt van “touter”. Bij het Vlaams woordenboek vind je dit:
touter
schommel, schommelstoeltje
zie ook: balanschiere, bies, biezabijs, bijs, bijze, boes, boeschcammeré, boesjkammeree, jutekako, ratak, ratek, renne, rennekoker, rietseko, rijtak, sturrel, stuur, suur, toeter, wippentater, zwier
’t Is dus allemaal juist, gasten. Zot hé?
Dus voilà, ik toeter ip den toeter en hij spit met de tuinslang. Leuke bezigheden voor in den hof, nietwaar?