Moest mijn oma, moemoe zeggen ze in Wuustwezel, nog leven, dan was ze vandaag 113 jaar geworden.
Ze overleefde haar man Jules en mijn twee andere grootouders en werd er 92, als ik mij nog kan herinneren en goed kan tellen.
De foto die je ziet is een van de weinige die ik van haar heb, samen met mijn grootvader van moeders kant. Zij bleven wonen in Wuustwezel (in Achterbroek, zo heet de parochie) en mijn vader is al sinds 1965 verhuisd naar Brugge. Dus enkel voor heel speciale gelegenheden kwamen mijn grootouders mee met een tante of nonkel naar het verre Brugge. Voor hen een enorme uitstap, en ik denk zelfs dat mijn grootmoeder misschien nooit de zee heeft gezien.
In Achterbroek hadden ze al sinds jaar en dag een boerderij, koeien in de stal of op het land, een korenmolen achter op het erf, waarvan de broer van mijn moemoe de molenaar was. Op die molen was ze best trots, ze vertelde er altijd met veel fierheid over. Deze werd al gebouwd in 1847, is twee keer in vlammen opgegaan, herbouwd en uiteindelijk in 1948 ontmanteld (de wieken er af). In de oorlog gingen ze er wel schuilen, dat weet zelfs mijn oudste tante nog.
Moemoe kreeg 9 kinderen, of misschien wel meer, want in die tijd was er nog geen sprake van kraamklinieken of prematuurafdelingen. Na eerste zoon Jozef, tweede kind Maria, kwam mijn vader: Constant.
We gingen misschien één keer om de twee maanden bij hen op bezoek, eerst nog op de boerderij in Achterbroek, en dan moesten we natuurlijk telkens gehaald worden door een familielid, want met de trein was het onbegonnen werk. Toen al.
Later woonde ze in een soort kangoeroewoning bij mijn tante en had ze toch haar eigen keuken, woonkamer en slaapkamer, ze genoot nog van de grote moestuin en overlaadde ons bij elk bezoek met groenten uit de diepvries, zelf geteeld en schoongemaakt. De groentesoep met balletjes van moemoe was de beste. Nooit meer zo’n lekkere soep gegeten. En de rijstpap, mmm.
Ik herinner me nog de maaltijden: soep in een bord, en dan moest je je bord volledig tot op de laatste druppel leeg eten, want in datzelfde bord kwam het vlees, de groenten en de aardappelen. Als het zondag was, kreeg je wel een vers bordje voor de pap. Heel speciaal vond ik dat. Ze waren katholiek, er werd altijd gebeden voor het eten, een weesgegroetje denk ik. In de lagere school kon ik dat flink volledig meezeggen, welke achtjarige kan dat nu nog? Ze had ook altijd een rozenkrans in de buurt, als ze zat te rusten, dan was ze daar mee bezig. Wie kent dat nog!
Daarna kwam er nog koffie met een klein koekje erbij, dat had ze dan wel laten meebrengen uit de winkel. Ik heb moemoe nooit boodschappen weten doen… En ’s avonds boterhammen met zelfgemaakt vleesbrood, en warme krieken. Volgens mij deden ze dat niet in Brugge…
Moemoe was een hartelijke vrouw, altijd met een grote glimlach, lief, verzorgend,… Ze luisterde altijd meer dan dat ze sprak, maar luisterde actief, gaf altijd feedback: “Is da echt? Och gij! Ja, jong… Zo ineens? Och gij!” Ik hoor nog haar stem.
Omdat ze van mijn vier grootouders het langste heeft geleefd, herinner ik mij haar natuurlijk het beste. En toch zijn veel herinneringen vervaagd, ze is al meer dan twintig jaar dood natuurlijk.
Anna Lambregts heette ze, en ze was jarig op 5 maart.