Tiny op school

tiny op school
De vakantie is voorbij. Ik mag weer naar school en ben blij, het wordt spannend want er is een nieuw gebouw. Eigenlijk twee nieuwe gebouwen en er ligt een groot grasveld en speelplein tussen de twee in.

Stom, maar op de eerste dag kom ik te laat en beland ik in het verkeerde gebouw. Ik zoek het nummer van mijn klaslokaal en besef na enkele minuten dat ik verkeerd zit. Vlug loop ik naar buiten en huppel ik lichtvoetig over de steentjes. Ha, daar is mijnheer De Jonghe van L.O. “Dag mijnheer,” roep ik blij. “Je zal blij zijn, hoor, deze zomer ben ik bijna elke dag gaan lopen. Nu kan ik het!”. Hij perst er met moeite een glimlach uit en loopt een hoek om.

Ik loop met twee trappen tegelijk naar de eerste verdieping, vind meteen het klaslokaal waar het muisstil is. Oei, blijkbaar is het eerste uur een misviering. Iedereen is doodserieus – is er iemand gestorven en weet ik het niet? Op het moment dat ik binnen kom, gaan ze in een rij naar voor om de hostie te ontvangen – denk ik. Ik sluit me zachtjes aan, schuifel naast een paar andere mee naar voor. Ritsen, denk ik, zoals in de file. Maar niemand laat me er door. Ik pers me toch tussen twee meisjes in en een hoop boze blikken vliegen mijn richting uit.

Op de tafel vooraan staan taartjes. Met veel suiker, aardbeien, meloen, mango, merengue, allemaal in stukjes en iedereen kiest en neemt een stuk. Neemt en eet hiervan, gij allen, want dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt.  Eindelijk sta ik vooraan en neem na wat aarzeling een aardbei. Iemand staat naast me en stoot me aan. “Nee Tiny. En je weet wel waarom”. Het is de directeur. Ik kijk hem vragend aan, maar zijn ogen dwingen me de aardbei weer neer te leggen.

Ik ga terug zitten. Althans, dat is de bedoeling. Maar er is nergens plaats. Ik wil ergens tussen op een trapje zitten, maar ook dat mag niet. Iedereen zit al te luisteren naar de leerkracht, maar ik hoor niet wat hij zegt. Ik zoek en zoek en wil tussen twee stoelen in zitten. Er is niemand die ik herken.

De leraar roept mijn naam. Streng zegt hij mij dat laatkomers ergens anders naar toe moeten. Ofwel naar de bibliotheek, waar ze ook al bezig zijn – dat zie ik want het is één grote open ruimte – ofwel naar de kleuters waar ze een verhaal maken over fruit. Misschien mag ik wel de aardbei spelen, zegt hij sarcastisch.

Ik voel mijn ogen prikken. De slijmvliezen in mijn neus zwellen op, er zit een brok in mijn keel. Voorzichtig probeer ik me tussen de kleuters door te bewegen. Zij zijn allemaal zo vrolijk en ik niet. Het is vreselijk. Die arme kindjes en daar moet ik nu tussen. Ik laat me zakken, iedereen kijkt. Ook iedereen in de lokalen er naast. Ik wil het liefst door de grond zakken. Ik wou gewoon neerzitten, maar dat gaat niet, ik rol me op en leg me neer tussen de kindjes. De tranen wellen, ik probeer ze in te houden, maar dat lukt niet. Haal me hier weg. Mijn wangen worden nat.

Ik lig in mijn bed en huil. Het wordt al licht. “Ben je wakker?” vraagt mijn vriend. “Ja,” snik ik. “Enge droom”.

We ontbijten buiten. Gelukkig. Gisteren ondervond ik ook al dat ik veel blijer word als ik een hele dag buiten mag zijn.

Vandaag is het de communie van mijn pluszoon. Ik moet maar vlug weer blij worden en besluit alles van me af te schrijven.

Zo. Het wordt een mooie dag. Als ik om een hostie ga straks, zal ik er ook één krijgen. Daar ben ik zeker van.

8 comments

  1. Wat eng :-(. Ik heb ook regelmatig nog nachtmerries over vroeger en die kunnen soms zo aanslepen dat mijn hele dag eraan is. Hopelijk was dit bij jou niet het geval en heb je van de communie ten volle kunnen genieten!

    Geliked door 1 persoon

  2. Allereerst proficiat aan de pluszoon 🙂

    Goh.. zo spannend geschreven. ‘k Had echt niet door, dat het om een droom ging. Ik dacht eerder aan een slechte herinnering uit je schooltijd 😉

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie